legioen
Nederlands
Woordafbreking
- le·gi·oen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘legerafdeling’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | legioen | legioenen |
verkleinwoord | legioentje | legioentjes |
Zelfstandig naamwoord
legioen o [3]
- (militair) (geschiedenis) Romeinse legereenheid, eerst 3000, later 6000 en meer man sterk
- Asterix als legioensoldaat is een strip uit 1967
- zeer grote menigte
- militaire eremedaille
- Hij herkent hem aan zijn kapotjas, omdat hij altijd zo'n rood ding in zijn knoopsgat droeg, mijn 'legioen van smeer', zoals hij zei. Een scherpzinnig man was Grisonnier niet. Ook niet fijnbesnaard, maar een beste kerel, iedereen mocht hem graag. [4]
Gangbaarheid
- Het woord legioen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'legioen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "legioen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- legioen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.