leeskamer
Nederlands
Woordafbreking
- lees·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lezen ww en kamer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeskamer | leeskamers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
leeskamer v/m [1]
- een rustige kamer waarin men kan lezen
- Hans van de Beek, schrijver en journalist van Het Parool, las in de leeskamer voor uit ‘Wees gegroet’. Hij werd muzikaal begeleid door Frank Droste en Sandra Abbink.[2]
- Schatborn, van wie volgend jaar een catalogus met Rembrandts complete getekende oeuvre verschijnt, licht het project toe in de leeskamer van de bibliotheek van het Rijksmuseum. Meer dan dertig jaar was hij werkzaam bij het prentenkabinet van het museum en hield hij zich bezig met Rembrandt: exposities, toeschrijvingen, een doorlopend onderzoek dat zijn fascinatie voor de kunstenaar er niet minder op maakte, integendeel.[3]
Gangbaarheid
- Het woord leeskamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leeskamer' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Roel Lutkenhaus 19-JUNI-2011
- Volkskrant Stefan Kuiper 26 juli 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.