kwitantie
Nederlands
Woordafbreking
- kwi·tan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kwijting’ voor het eerst aangetroffen in 1361 [1]
- afgeleid van het Franse quittance (met het achtervoegsel -antie)
- Naamwoord van handeling van kwiteren (met het achtervoegsel -antie) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwitantie | kwitanties |
verkleinwoord | kwitantietje | kwitantietjes |
Synoniemen
- ontvangbewijs, ontvangstbewijs, reçu
Hyponiemen
- girokwitantie, huurkwitantie, postkwitantie
Afgeleide begrippen
- kwitantiezegel
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord kwitantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwitantie' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.