kruim

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kruim    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkrœym/
Woordafbreking
  • kruim
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kruimel, binnenste van brood’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kruim kruimen
verkleinwoord kruimpje kruimpjes

Zelfstandig naamwoord

kruim v en o

  1. kruimel
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kruimen

kruim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruimen
    • Ik kruim. 
  2. gebiedende wijs van kruimen
    • Kruim! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruimen
    • Kruim je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.