kruim
Nederlands
Woordafbreking
- kruim
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kruimel, binnenste van brood’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruim | kruimen |
verkleinwoord | kruimpje | kruimpjes |
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kruimen |
kruim
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruimen
- Ik kruim.
- gebiedende wijs van kruimen
- Kruim!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruimen
- Kruim je?
Gangbaarheid
- Het woord kruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kruim' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.