kruien
Nederlands
Woordafbreking
- krui·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘een kruiwagen voortduwen’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1]
- Van Middelnederlands cruden «duwen», verwant aan Engels crowd.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kruien |
kruide (krooi) |
gekruid (gekrooien) |
zwak -d
klasse 2 |
volledig |
Werkwoord
kruien
- overgankelijk iets vervoeren op een karretje of kruiwagen
- Hij kruide de stenen naar de metselaars.
- Terwijl hij een kruiwagen geladen met steenen, naar het schip krooi viel hij van de loopplank en verdween in de diepte.[2]
- ergatief van ijsschollen over en op elkaar schuiven
- overgankelijk een molen met de wieken op de wind zetten
Opmerkingen
- (verouderd) De sterke vormen zijn verouderd. Het Middelnederlandse werkwoord was zwak.
Hyponiemen
- aankruien, afkruien, garnaalkruien, opkruien, overkruien, verkruien, wegkruien
Gangbaarheid
- Het woord kruien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kruien' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.