krakelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kra·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krakelen
krakeelde
gekrakeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

krakelen

  1. inergatief luidruchtig ruzie maken [2]
    • Er werd wat gekrakeeld en wat misbaar gemaakt, maar daarna ging men weer over tot de orde van de dag. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • gekrakeel, krakeelachtig, krakeelzucht, krakeler
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

krakelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord krakeel

Gangbaarheid

  • Het woord krakelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.