krakeel
Nederlands
Woordafbreking
- kra·keel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ruzie met rumoer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
krakelen |
krakeel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen
- Ik krakeel.
- gebiedende wijs van krakelen
- Krakeel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen
- Krakeel je?
Gangbaarheid
- Het woord krakeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krakeel' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.