krakeel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kra·keel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ruzie met rumoer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]

Werkwoord

vervoeging van
krakelen

krakeel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen
    • Ik krakeel. 
  2. gebiedende wijs van krakelen
    • Krakeel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen
    • Krakeel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord krakeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.