kraal
Nederlands
Woordafbreking
- kraal
Zelfstandig naamwoord
kraal v/m
- een doorboord kogeltje van een kleurig materiaal bedoeld als versiering
- Je kunt kraaltjes rijgen tot een ketting of in een patroon op iets aanbrengen.
- een bolrond voorwerpje
- Het gesmolten metaal verzamelde zich in kraaltjes op de bodem.
- een ronde verdikking in een dunne laag metaal
- een omheinde ruimte, gewoonlijk voor vee
Hyponiemen
- bandkraal, veekraal, zeekraal
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kralen |
kraal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kralen
- Ik kraal.
- gebiedende wijs van kralen
- Kraal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kralen
- Kraal je?
Gangbaarheid
- Het woord kraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kraal' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
Uitspraak
geluid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraal | krale |
verkleinwoord | kraaltjie, kraletjie | kraaltjies, kraletjies |
Zelfstandig naamwoord
kraal
- kraal, doorboord versiersel
- «Daar word geglo dat die vroegste gebruik van krale aangeteken is deur die Egiptenare.»
- Er wordt geloofd dat het eerste gebruik van kralen door de Egyptenaren gedaan is.
- «Daar word geglo dat die vroegste gebruik van krale aangeteken is deur die Egiptenare.»
- kraal, omheinde ruimte voor vee
- «Om krale te bou wat vee effektief kan hanteer bly 'n probleem op elke plaas.»
- Om kralen te bouwen die het vee effectief kunnen hanteren blijft een probleem op iedere boerderij.
- «Om krale te bou wat vee effektief kan hanteer bly 'n probleem op elke plaas.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.