kraagstuk
Nederlands
Woordafbreking
- kraag·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kraag zn en stuk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraagstuk | kraagstukken |
verkleinwoord | kraagstukje | kraagstukjes |
Zelfstandig naamwoord
kraagstuk o [1]
- (waterstaat) zinkstuk dat de de oever én de bodem beschermt tegen wegspoelen
- Aan het gebouw zal er weinig veranderen. De loskade blijft, net als de metalen kraagstukken onder het zadeldak en de zinken dakbedekking. Om een tweede bouwlaag met kamers mogelijk te maken, worden in het dak kleine ramen gemaakt. [2]
- Om het vollopen van polders na een dijkdoorbraak te vertragen beveelt Visser een solide teenconstructie aan op het buitentalud van de dijk (dus aan de kant waar het water staat). 'Die zou uit een kraagstuk kunnen bestaan met bestorting en een teenopsluiting met damwand, opdat de bres niet te diep wordt. Verder legt het op regelmatige afstanden dwars in de dijk aanbrengen van moeilijk te eroderen constructies, bijvoorbeeld kleiproppen of damwanden, de groei van het stroomgat in de breedte aan banden. De huidige dijken hebben buitendijks vaak al teenconstructies, ter bescherming tegen het stromende rivierwater, maar of die bij een ramp heel blijven weet niemand.' [3]
Gangbaarheid
- Het woord kraagstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kraagstuk' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 04 NOVEMBER 2003 KORT
- NRC Dirk van Delft 12 december 1998 In de bres; GROEI STROOMGAT IN BEZWIJKENDE DIJK BESCHREVEN
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.