kortsluiting
Nederlands
Woordafbreking
- kort·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Duitse Kurzschluss
- Naamwoord van handeling van kortsluiten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kortsluiting | kortsluitingen |
verkleinwoord | kortsluitinkje | kortsluitinkjes |
Zelfstandig naamwoord
kortsluiting v
- het plaatsvinden van een gewenste of ongewenste weerstandloze verbinding in een stroomkring
Vertalingen
1. het plaatsvinden van een gewenste of ongewenste weerstandloze verbinding in een stroomkring
Gangbaarheid
- Het woord kortsluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kortsluiting' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.