korstdeeg
Nederlands
![](../I/m/Raspberry-pear-tart-shortcrust.jpg)
frambozen-perentaart met korstdeeg
Woordafbreking
- korst·deeg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van korst zn en deeg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | korstdeeg | korstdegen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
korstdeeg o [1]
- deeg dat gebruikt wordt om een stevige korst te maken voor een met zachte of losse vulling op te vullen taart, deeg voor pasteien
- U kunt de vullingen en deegsoorten van de taarten van gisteren en vandaag uitwisselen: dus bijvoorbeeld de kweepeervulling (gisteren) combineren met het korstdeeg (vandaag), of de stoofperen (vandaag) met bladerdeeg (gisteren). Bladerdeeg is snel en gemakkelijk, maar moet u direct eten, omdat het gauw slap wordt; korstdeeg is bewerkelijker, maar blijft langer knapperig.[2]
- De hazenrug in korstdeeg heeft het voorkomen van een soes die baadt in rodekooljus. Het vlees binnenin is smaakvol, maar niet rosé of rood zoals we het zelf zouden bereiden, wat uiteraard komt doordat het deeg moet garen in de oven. Het hert is goed gebakken; de saus is niet te speculazig van smaak, maar geeft het wild net een mooi accent.[3]
Gangbaarheid
- Het woord korstdeeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'korstdeeg' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Loethe Olthuis 14 oktober 2011
- NRC Frank van Dijl 29 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.