koeltjes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koeltjes    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkulcəs/
Woordafbreking
  • koel·tjes
Woordherkomst en -opbouw
  • [bijvoeglijk naamwoord], [bijwoord]: koel met het achtervoegsel -tjes
  • [zelfstandig naamwoord]: koeltje met uitgang -s
stellend
onverbogen koeltjes
verbogen (alleen
predicaat)

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

koeltjes

  1. vrij koud (van omgevingstemperatuur)
    • Het is in de loop van de avond wat koeltjes geworden op het terras. 
Synoniemen

Bijwoord

koeltjes

  1. met een merkbaar gebrek aan enthousiasme of genegenheid
    • Hij was heel erg verliefd, maar zij reageerde koeltjes op zijn pogingen contact te leggen. 
  1. zonder merkbare opwinding
    • De doelman zei koeltjes dat het nu eenmaal bij zijn werk hoorde om strafschoppen te stoppen. 
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

koeltjes mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koeltje

Gangbaarheid

  • Het woord koeltjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.