koeler
![](../I/m/Liebigkoeler.png)
Koeler [2]
Nederlands
Woordafbreking
- koe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koeler | koelers |
verkleinwoord | koelertje | koelertjes |
Zelfstandig naamwoord
koeler m
- een goed geisoleerde tas of bak waarin voorwerpen met ijs koel gehouden kunnen worden
- Vergeet niet de koeler mee te nemen, als we naar het strand gaan.
- (scheikunde) twee concentrische cilinders waarvan door de buitenste een koelvloeistof gevoerd wordt om de dampen in de binnenste te koelen en/of te doen condenseren
- Meestal wordt het tegenstroomprincipe toegepast en stromen de koelvloeistof en de dampen in een koeler in tegengestelde richting.
Hyperoniemen
- [2]: glaswerk
Hyponiemen
- champagnekoeler, liebigkoeler, luchtkoeler, melkkoeler, processorkoeler, refluxkoeler, waterkoeler, wijnkoeler
Gangbaarheid
- Het woord koeler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koeler' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.