knutselwerk
Nederlands
![](../I/m/Knutselwerk_klas_1-2-3-_Basisschool_de_Springplank_Deurne_1973.jpg)
juf heeft vast meegeholpen bij het maken van dit knutselwerk
Woordafbreking
- knut·sel·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knutselwerk | knutselwerken |
verkleinwoord | knutselwerkje | knutselwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
knutselwerk o [1]
- iets wat je uit liefhebberij in elkaar gezet hebt
- De kleuter kwam trots aanzetten met haar knutselwerkje dat ze voor moederdag had gemaakt.
- (pejoratief) iets wat heel slecht gemaakt is
- Conservator Martin Berger van het Museum Volkenkunde ontmaskerde een ‘Mixteekse’ schedel als knutselwerk.[2]
Gangbaarheid
- Het woord knutselwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knutselwerk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.