knutselwerk

Nederlands

juf heeft vast meegeholpen bij het maken van dit knutselwerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • knut·sel·werk
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van naamwoord van handeling knutselen en naamwoord van handeling werken
enkelvoud meervoud
naamwoord knutselwerk knutselwerken
verkleinwoord knutselwerkje knutselwerkjes

Zelfstandig naamwoord

knutselwerk o [1]

  1. iets wat je uit liefhebberij in elkaar gezet hebt
    • De kleuter kwam trots aanzetten met haar knutselwerkje dat ze voor moederdag had gemaakt. 
  1. (pejoratief) iets wat heel slecht gemaakt is
    • Conservator Martin Berger van het Museum Volkenkunde ontmaskerde een ‘Mixteekse’ schedel als knutselwerk.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord knutselwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Dirk Vlasblom 4 december 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.