knokker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knokker    (hulp, bestand)
  • IPA: /'knɔkər/
Woordafbreking
  • knok·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling knokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord knokker knokkers
verkleinwoord knokkertje knokkertjes

Zelfstandig naamwoord

knokker m [1]

  1. iemand die vecht
    • Rutte noemt Roemer een man met overtuigingen, een knokker en hij heeft humor „en dat is een mooie combinatie.” Hij wenst hem alle goeds toe voor de toekomst en zijn opvolger, Lilian Marijnissen, heel veel succes. [2] 
  1. iemand die heel erg zijn best doen en niet snel opgeeft
    • "Vincent is een beloftevolle spits, die erg doelgericht is. Zijn mentaliteit is uitstekend. Het is een knokker die alles uit zijn carrière wil halen. Bij AZ bieden we hem de mogelijkheden om zijn potentie waar te maken", aldus directeur voetbalzaken Earnest Stewart. [3] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.