knipogen
Nederlands
![](../I/m/Eye_opening_and_closing.gif)
knipogen
Woordafbreking
- knip·ogen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘een ooglid snel sluiten en openen’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
- Samenstellende afleiding van de stam van knippen en oog met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knipogen |
knipoogde |
geknipoogd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
knipogen
- inergatief een teken geven door snel een oog te sluiten en weer te openen
- "Dat lukt me wel" zei hij en knipoogde veelbetekenend.
- (figuurlijk) aan en uit gaan, twinkelen
- Hij wachtte en keek naar de sterren die hoog boven hem aan de hemel stonden te knipogen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord knipogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knipogen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "knipogen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 51
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.