kneep
Nederlands
Woordafbreking
- kneep
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kunstgreep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kneep | knepen |
verkleinwoord | kneepje | kneepjes |
Uitdrukkingen en gezegden
- daar zit de kneep
daar zit de moeilijkheid
- de knepen kennen
de foefjes, trucjes kennen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knijpen |
kneep
- enkelvoud verleden tijd van knijpen
- Ik kneep.
- Jij kneep.
- Hij, zij, het kneep.
- Ik kneep.
Gangbaarheid
- Het woord kneep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kneep' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.