klamboe
Nederlands
Woordafbreking
- klam·boe
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘muskietennet’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klamboe | klamboes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
klamboe m
- fijn net waaronder men slaapt om muggen buiten te houden
Vertalingen
1. fijn net waaronder men slaapt om muggen buiten te houden
Gangbaarheid
- Het woord klamboe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'klamboe' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.