kipper
Nederlands
Woordafbreking
- kip·per
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebakken haring’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kipper | kippers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kipper m
- gefileerde haring die gezouten en gerookt is
- kar met kiepmechanisme voor een snelle lediging van de inhoud
Gangbaarheid
- Het woord kipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kipper' herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.