kerkrecht
Nederlands
Woordafbreking
- kerk·recht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk zn en recht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkrecht | kerkrechten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kerkrecht o [1]
- de wetten en de rechtspraak binnen de de Roooms-katholieke of anglicaanse kerk
- De voormalige Duitse bisschop Franz-Peter Tebartz-van Elst wordt niet verantwoordelijk gehouden voor de extreem opgelopen kosten van de verbouwing van zijn residentie in Limburg. Het bisdom moest liefst 31 miljoen euro neertellen, een veelvoud van de oorspronkelijke begroting van 5,5 miljoen. Het bisdom maakte woensdag bekend dat Tebartz-van Elst geen schadevergoeding hoeft te betalen en dat verder geen vervolging op basis van het kerkrecht wordt ingesteld.[2]
- De rechter stelde Henk Jansen voor het grootste gedeelte in het gelijk. Zo staat in het vonnis onder meer dat „regels van het kerkrecht” zouden zijn geschonden. Omdat er te weinig met dit vonnis zou zijn gedaan heeft Henk Jansen inmiddels een nieuw kort geding aangespannen.[3]
- de kerkorde van de protestantse kerken
Gangbaarheid
- Het woord kerkrecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kerkrecht' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 09 sep. 2015 'Pronkbisschop' hoeft niet te betalen
- NRC Bram Endedijk 1 augustus 2017 Ruzie in de kerk verscheurt gelovig dorp
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.