kastanje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·tan·je
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Via het Picardische castagne van het Oudfranse chastaigne, wat weer valt te herleiden tot het Latijnse castanea.<[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kastanje kastanjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kastanje v/m

  1. (plantkunde) Castanea loofboomsoort die vooral inheems is in subtropische gebieden
  2. (plantkunde) eetbare vrucht van de betreffende boom
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De kastanjes voor iemand uit het vuur halen
Iemand anders het gevaarlijke werk laten doen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kastanje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.