kart

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kart
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘skelter’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kart karts
verkleinwoord kartje kartjes

Zelfstandig naamwoord

kart m [3]

  1. (sport) klein vierwielig eenzitsvoertuig zonder carrosserie gemaakt voor gebruik op een racebaan
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
karren

kart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Jij kart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Hij kart. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van karren
    • Kart! 
vervoeging van
karten

kart

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van karten
  2. gebiedende wijs van karten

Gangbaarheid

  • Het woord kart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.