kantwerk
![](../I/m/Border_(ST514)_-_Lace-Bobbin_Lace_-_MoMu_Antwerp.jpg)
1. licht, in patronen opengewerkt weefsel, vaak gebruikt als versiering van randen
Nederlands
Woordafbreking
- kant·werk
Woordherkomst en -opbouw
- [1] samenstelling van kant zn en werk zn [1]
- [2] naamwoord van handeling van kantwerken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kantwerk | kantwerken |
verkleinwoord | kantwerkje | kantwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
kantwerk o
- (materiaalkunde), (kleding) licht, in patronen opengewerkt weefsel, vaak gebruikt als versiering van randen
- vervaardiging van licht, in patronen opengewerkt weefsel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kantwerken |
kantwerk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kantwerken
- Ik kantwerk.
- gebiedende wijs van kantwerken
- Kantwerk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kantwerken
- Kantwerk je?
Gangbaarheid
- Het woord kantwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kantwerk' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.