kansloos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kans·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kans met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kanslooskanslozerkansloost
verbogen kanslozekanslozerekanslooste
partitief kanslooskanslozers-

Bijvoeglijk naamwoord

kansloos

  1. zonder kans, niet meer te redden
    • De oude mannen waren kansloos tegen de jongen mannen, althans wat het voetballen betreft. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kansloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.