kannibaal

1. mens die vlees van zijn eigen soort eet (beeldhouwer: L. Kern )

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·ni·baal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘menseneter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1566 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kannibaal kannibalen
verkleinwoord kannibaaltje kannibaaltjes

Zelfstandig naamwoord

kannibaal m

  1. mens die of dier dat vlees van zijn eigen soort eet
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kannibaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.