kaartenhuis

Nederlands

[1] kaartenhuis
Uitspraak
Woordafbreking
  • kaar·ten·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaartenhuis kaartenhuizen
verkleinwoord kaartenhuisje kaartenhuisjes

Zelfstandig naamwoord

kaartenhuis o [2]

  1. een constructie van tegen elkaar gezette speelkaarten.
  2. (figuurlijk) een constructie de makkelijk in elkaar stort, een niet stevig constructie
    • De grootse plannen van de regering bleken een kaartenhuis te zijn. 
    • Het leven is een kaartenhuis, en bij hem is een van de onderste kaarten eruit getrokken. Zo omschrijft Van Dijk de situatie waar hij in is beland. „En ja, dan stort alles in elkaar.” [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kaartenhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.