jokken
Nederlands
Woordafbreking
- jok·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘liegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1635 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jokken |
jokte |
gejokt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
jokken
- inergatief een relatief onschuldige leugen vertellen
- Volgens mij zat jij een beetje te jokken!
Zelfstandig naamwoord
jokken m
- Zo een jokken een goed oogmerk heeft, en niemand benadeelt, zo kan men dien laten passeeren.[2]
Gangbaarheid
- Het woord jokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jokken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "jokken" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- De nieuwsgierige vrouwen.
Spectoriaale schouwburg, Volume 12, 1783
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.