joggen
Nederlands
Woordafbreking
- jog·gen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hardlopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1979 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
joggen |
jogde |
gejogd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
joggen
- Er werd daar ijverig gejogd.
- ergatief (sport) hardlopend ergens heengaan
- Hij was die avond naar huis gejogd.
Gangbaarheid
- Het woord joggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'joggen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.