joggen

[1-2] Joggen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jog·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hardlopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1979 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
joggen
jogde
gejogd
zwak -d volledig

Werkwoord

joggen

  1. inergatief (sport) hardlopen om te trainen, als oefening om in conditie te blijven
    • Er werd daar ijverig gejogd. 
  1. ergatief (sport) hardlopend ergens heengaan
    • Hij was die avond naar huis gejogd. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord joggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.