jodelen
Nederlands
Woordafbreking
- jo·de·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘manier van zingen bij de alpenbewoners’ voor het eerst aangetroffen in 1890 [1]
- Afgeleid van het Duitse jodeln
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jodelen /ˈjodələ(n)/ |
jodelde /ˈjodəldə/ |
gejodeld /ɣəˈjodəlt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
jodelen
- inergatief zingen met een snelle wisseling van buikstem naar kopstem
- Er zijn speciale cursussen om te leren jodelen.
Vertalingen
1. zingen met een snelle wisseling van borst- naar keelstem
Gangbaarheid
- Het woord jodelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jodelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.