jambe

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jam·be
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘versvoet’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord jambe jamben
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

jambe v / m [3]

  1. (letterkunde) versvoet van een onbeklemtoonde lettergreep, gevolgd door een beklemtoonde
Hyponiemen
  • koorjambe
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jambe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  jambe    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʒɑ̃b/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  jambe     la jambe     jambes     les jambes  

Zelfstandig naamwoord

jambe v

  1. (anatomie) been
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.