jaloers
Nederlands
Woordafbreking
- ja·loers
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘naijverig’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1]
- Afkomstig van het Franse jaloux.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | jaloers | jaloerser | jaloerst |
verbogen | jaloerse | jaloersere | jaloerste |
partitief | jaloers | jaloersers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
jaloers
- een negatief gevoel veroorzaakt doordat iemand iets heeft of kan krijgen wat je ook wilt hebben of reeds hebt
Vertalingen
1. een negatief gevoel veroorzaakt doordat iemand iets heeft of kan krijgen wat je ook wilt hebben of reeds hebt
Gangbaarheid
- Het woord jaloers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jaloers' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.