jaknik
Nederlands
Woordafbreking
- ja·knik
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van ja knikken, op te vatten als samenstelling van ja tw en knik zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jaknik | - |
verkleinwoord | jaknikje | - |
Zelfstandig naamwoord
jaknik m
- blijk van instemming door met het hoofd kort voorover te kantelen
- De vedette van Anderlecht zag zijn woorden met een jaknik van meer dan 60.000 mensen beantwoord. [1]
- Je hebt me laten roepen, Bartels, vangt deze aan, heb je mij iets te vragen? Jaknik. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'jaknik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Deugd, J. de "Karakter gaf doorslag: 1-3" in: De Telegraaf jrg. 91 nr. 30146 (26 november 1984); p. 15 kol. 7; geraadpleegd 2017-06-05
- "Feuilleton. Uit 't Zuiden van Limburg." in: Rotterdamsch Nieuwsblad jrg. 49 nr. 14936 (1 december 1926); p. 20 kol. 5; (oudste vindplaats schrijfwijze) geraadpleegd 2017-06-05
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.