inversie
Nederlands
Woordafbreking
- in·ver·sie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘omkering van de gewone orde’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- Naamwoord van handeling van inverteren met het achtervoegsel -tie [2]
- afgeleid van invers met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inversie | inversies |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
inversie v
- omkering (van de gewone orde)
- stijlfiguur waarbij de normale woordvolgorde wordt omgekeerd, woordomzetting
Afgeleide begrippen
- inversieformule, inversielaag, inversiepunt, inversiespanning
Gangbaarheid
- Het woord inversie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inversie' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.