insulair
Nederlands
Woordafbreking
- in·su·lair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eiland-’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse insulaire met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | insulair | insulairder | insulairst |
verbogen | insulaire | insulairdere | insulairste |
partitief | insulairs | insulairders | - |
Hyponiemen
- interinsulair
Gangbaarheid
- Het woord insulair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'insulair' herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.