instapkaart
Nederlands
Woordafbreking
- in·stap·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van instap ww en kaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | instapkaart | instapkaarten |
verkleinwoord | instapkaartje | instapkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
instapkaart v/m
- een kaart die je nodig hebt om met een vliegtuig te reizen
- Ook betaal je bij Ryanair voor overgewicht van je koffer, voor het vergeten van een instapkaart, voorrang in de rij en voor eten en drinken aan boord. En in februari zei topman Michael O’Leary nog tegen de BBC na te denken over een ‘muntjesgleuf’ op de toiletdeur. Naar de wc gaan moet 1 pond (1,10 euro) gaan kosten. Bang dat iemand geen geld bij zich heeft in het vliegtuig is O’Leary niet, zei hij destijds. „Ik denk dat er nog nooit iemand aan boord is geweest met minder dan een pond op zak.”[1]
Gangbaarheid
- Het woord instapkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'instapkaart' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Stijn Bronzwaer 4 november 2009
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.