inpeperen
Nederlands
Woordafbreking
- in·pe·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘betaald zetten’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1]
- samenstelling van in en peper met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inpeperen |
peperde in |
ingepeperd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
inpeperen
- overgankelijk bestrooien van voedingsmiddelen met peper
- Heb je het hamlapje al ingepeperd?
- (bij een discussie) iemand de les lezen.
- ditransitief iemand ergens voor bestraffen
- Hij heeft dat flink ingepeperd gekregen.
Gangbaarheid
- Het woord inpeperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inpeperen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.