inkomgeld
Nederlands
Woordafbreking
- in·kom·geld
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van inkomen ww en geld zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inkomgeld | inkomgelden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
inkomgeld o [1]
- geld dat je moet betalen om ergens binnen te mogen gaan
- Greet Spaepen van organisator Boek.be ziet wel een meerwaarde van de inkomprijs en verduidelijkte op Radio 1 de bestedingen die de organisatie doet: ‘Het inkomgeld gaat vooral naar de organisatie van de beurs’, aldus Spaepen. ‘Bovendien betaalt niet iedereen 10 euro, zo mogen kinderen gratis binnen en zijn er veel kortingstarieven. Die inkomsten zijn ook nodig om van de beurs meer te maken dan gewoon een grote boekenwinkel.’ [2]
- Jaarlijks wordt rond de 25 miljoen euro uitgegeven, die uitsluitend uit giften en inkomgelden afkomstig zijn, aldus Fauli. [3]
Gangbaarheid
- Het woord inkomgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inkomgeld' herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 6 november 2017 ldb, svg ‘Schaf entreeprijs Boekenbeurs af’
- De Standaard 21 oktober 2015 Gaudi’s levenswerk Sagrada Familia moet over elf jaar klaar zijn
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.