initiëren
Nederlands
Woordafbreking
- ini·tië·ren, ini·ti·eren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inleiden, invoeren’ voor het eerst aangetroffen in 1777 [1]
- afgeleid van het Franse initier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
initiëren |
initieerde |
geïnitieerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
initiëren overgankelijk
Gangbaarheid
- Het woord initiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'initiëren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.