infobus

Nederlands

infobus van de historische vereniging van Bonn
Uitspraak
  • Geluid:  infobus    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɪnfobʏs/
Woordafbreking
  • in·fo·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord infobus infobussen
verkleinwoord infobusje infobusjes

Zelfstandig naamwoord

infobus v/m

  1. een omgebouwde touringcar die dient om mensen over een bepaald onderwerp te informeren; mobiel informatiebureau
    • De campagne loopt tot 28 november. In die weken rijdt een speciale Drugs Infobus door het land. Zowel ouders als jongeren kunnen de bus inlopen voor informatie. Op internet (www.drugsinfo.nl) en de Drugs Infolijn (0900-1995) kunnen jongeren advies krijgen of folders bestellen. [1] 
    • Tieners van scholengemeenschap Pius X kregen dinsdag bezoek van een ‘drugs infobus’. [2] 
Synoniemen
  • informatiebus
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'infobus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 14-11-2001 Ministerie start campagne over drugs en jongeren
  2. Tubantia 08-11-06, In de schoolbus babbelen over blowen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.