inboeten
Nederlands
Woordafbreking
- in·boe·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in en boeten [1]
Werkwoord
inboeten [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inboeten |
boette in |
ingeboet |
zwak -t | volledig |
- overgankelijk inboeten aan: afnemen in kracht, aanzien, macht, belang, invloed, kwaliteit, geloofwaardigheid enz
- En op hetzelfde moment worden we getrakteerd op literatuur van de bovenste plank, een boek dat nooit aan kracht zal inboeten, simpelweg omdat de mens - vergeef me mijn zwartgalligheid - onverbeterlijk is.[3]
- Het probleem is dat wetenschappers niet de enigen zijn die erover beschikken. De feiten die wetenschappers produceren, zijn immers allemaal te vinden in de enorme supermarkt die internet heet. Wanneer mensen daar zoeken, vinden ze de resultaten van tal van studies die elkaar inderdaad soms tegenspreken. Als wetenschap hierdoor al aan geloofwaardigheid zou inboeten, dan komt dat ook door de valse belofte die wetenschappers zelf doen.[4]
Gangbaarheid
- Het woord inboeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inboeten' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- inboeten op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Golding, William De heer der vliegen vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema 2011 ISBN 978-90-5965-388-7 pagina 11
- Volkskrant 2 juni 2017,
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.