immensiteit
Nederlands
Woordafbreking
- im·men·si·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onmetelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1621 [1]
- afgeleid van immens met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | immensiteit | immensiteiten |
verkleinwoord | - | - |
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord immensiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.