iep

Een iep.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  iep    (hulp, bestand)
  • IPA: /ip/
Woordafbreking
  • iep
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘loofboom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord iep iepen
verkleinwoord iepje iepjes

Zelfstandig naamwoord

iep m

  1. een loofboomsoort uit het geslacht Ulmus met veernervige bladeren en een gezaagde bladrand
    • De Hollandse iep gedijt goed in de zeelucht van de kuststreken. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord iep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.