huurster
Nederlands
Woordafbreking
- huur·ster
Zelfstandig naamwoord
huurster v
- (economie) een vrouw die iets huurt
- Mejuffrouw Stamper, huurster van mevrouw Van Zeuren die haar de huur heeft opgezegd, deelt in een kort briefje mee dat zij aan de door Havinck voorgestelde gang van zaken (biezen pakken en wegwezen) geen medewerking zal verlenen. [1]
- De zoon van een van mijn huursters wil schilder worden, zit sinds de herfst in Wenen op school, wilde op de Hongaars-Oostenrijkse Academie voor Beeldende Kunst beginnen, maar werd niet toegelaten en gaat in plaats daarvan naar een privéschool. [2]
Gangbaarheid
- Het woord huurster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'huurster' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Brouwers, Marja Havinck 1989 ISBN 90-234-2363-1 pagina 16
- Knausgard, Karl Ove Vrouw 2015 ISBN 978-90-445-3227-2 pagina 482
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.