huurster

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·ster
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van huren met het achtervoegsel -ster
enkelvoud meervoud
naamwoord huurster huursters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

huurster v

  1. (economie) een vrouw die iets huurt
    • Mejuffrouw Stamper, huurster van mevrouw Van Zeuren die haar de huur heeft opgezegd, deelt in een kort briefje mee dat zij aan de door Havinck voorgestelde gang van zaken (biezen pakken en wegwezen) geen medewerking zal verlenen. [1] 
    • De zoon van een van mijn huursters wil schilder worden, zit sinds de herfst in Wenen op school, wilde op de Hongaars-Oostenrijkse Academie voor Beeldende Kunst beginnen, maar werd niet toegelaten en gaat in plaats daarvan naar een privéschool. [2] 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord huurster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Brouwers, Marja Havinck 1989 ISBN 90-234-2363-1 pagina 16
  2. Knausgard, Karl Ove Vrouw 2015 ISBN 978-90-445-3227-2 pagina 482
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.