hundert

Duits

0100
hundert,
op een abacus


Telwoord (Duits)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
10100 10303 103003
Uitspraak
  • Geluid:  hundert    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhʊndɐt/
Woordafbreking
  • ein·hun·dert
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

hundert

  1. honderd, het getal 100
Synoniemen
  • einhundert, deze vorm wordt vooral gebruikt om een precieze waarde in een context met meerdere getallen aan te geven
Afgeleide begrippen
  • hundertste
hooftelwoorden samengesteld met "hundert" ht als linkerdeel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.