huisvader

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·va·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisvader huisvaders
verkleinwoord huisvadertje huisvadertjes

Zelfstandig naamwoord

huisvader m [1]

  1. vader van een gezin, de heer des huizes, pater familias
    • Jacqueline: „Openheid, dat vind ik heel belangrijk. Ik ben soms wel direct, ik spring overal in. Misschien wel omdat het bij ons thuis heel serieus was. Ik dacht altijd: ik wil wel een musicus of schipper als man, geen saaie jurist, maar het gaat er uiteindelijk om hoe je in het leven staat. Edwin is een geweldige man, een geweldige huisvader en een geweldige coach, hij heeft me daarin nooit teleurgesteld. Wat ik fascinerend vond, is dat jij veel meisjes kon krijgen, ook van die Leidse rijke dames, maar toch koos je voor mij.” [2] 
  1. (figuurlijk) een nette, brave, niet al te avontuurlijke man
    • Biopic L’Odyssée schrijft Cousteaus bekering tot ecologie toe aan zijn in 1979 neergestorte lievelingszoon Philippe, de piloot die pa had willen zijn. Het draait om Cousteau de familieman, de Kaïn en Abel-relatie met zonen Jean-Michel en Philippe, de verbittering van echtgenote Simone, meesteres van de Calypso terwijl Jacques elders maîtresses bevruchtte. Hoe de roem een huisvader verandert in een windbuil. [3] 
Synoniemen
  • familievader
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord huisvader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Rolinde Hoorntje 22 juli 2016
  3. NRC Coen van Zwol 3 januari 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.