huismoeder

Nederlands

[2] huismoeder
Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huismoeder huismoeders
verkleinwoord huismoedertje huismoedertjes

Zelfstandig naamwoord

huismoeder v [1]

  1. vrouw die voor haar kinderen zorgt
    • Zij is een echte huismoeder die met liefde en aandacht er altijd is voor haar kinderen. 
  1. (Noctua pronuba)) vlinder uit de uilenfamilie
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord huismoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.