huismoeder
Nederlands
![](../I/m/Noctua_pronuba_Huismoeder.jpg)
[2] huismoeder
Woordafbreking
- huis·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis en moeder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huismoeder | huismoeders |
verkleinwoord | huismoedertje | huismoedertjes |
Zelfstandig naamwoord
huismoeder v [1]
- vrouw die voor haar kinderen zorgt
- Zij is een echte huismoeder die met liefde en aandacht er altijd is voor haar kinderen.
- (Noctua pronuba)) vlinder uit de uilenfamilie
Gangbaarheid
- Het woord huismoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'huismoeder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.