hondenriem

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·den·riem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hondenriem hondenriemen
verkleinwoord hondenriempje hondenriempjes

Zelfstandig naamwoord

hondenriem v/m

  1. een riem om de hond mee uit te laten
    • De hond rende zo snel weg dat ik de hondenriem van schrik losliet. 

Gangbaarheid

  • Het woord hondenriem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.