holder

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhʌlʌ /
Woordafbreking
  • hol·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord holde met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 263

Werkwoord

holder

  1. tegenwoordige tijd van holde
Vaste voorzetsels
  • holder på
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   holder     holderen     holdere     holderne  
genitief   holders     holderens     holderes     holdernes  

Zelfstandig naamwoord

holder

  1. (gereedschap) houder (voorwerp)
Afgeleide begrippen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhɔləɾ /
Woordafbreking
  • hol·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord holde met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 226

Werkwoord

holder

  1. tegenwoordige tijd van holde
Vaste voorzetsels
  • holder til
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   holder     holderen     holdere     holderne  
genitief   holders     holderens     holderes     holdernes  

Zelfstandig naamwoord

holder

  1. (gereedschap) houder (voorwerp)
  2. houder (in samenstellingen van een persoon, bijv. boekhouder)
Afgeleide begrippen
  • [1]: brystholder
  • [1]: serviettholder
  • [2]: bokholder
  • [2]: foredragsholder
  • [2]: rekordholder
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.