hindbær

[A]: Hindbær.
Frambozen (struik).
[B]: Hindbær.
Frambozen (vrucht).

Deens

Uitspraak
  • Geluid:  hindbær    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈhenbæɐ̯ /
Woordafbreking
  • hind·bær
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Deense woorden "hind" (herkomst onbekend) en bær (= bes).
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hindbær     hindbærren     hindbær     hindbærrene  
genitief   hindbærs     hindbærrens     hindbærs     hindbærrenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] hindbær, g

  1. (plantkunde) Rubus idaeus , framboos (plant)
Afgeleide begrippen
  • hindbærbusk
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hindbær     hindbærret     hindbær     hindbærrene  
genitief   hindbærs     hindbærrets     hindbærs     hindbærrenes  

Zelfstandig naamwoord

[B] hindbær o

  1. (fruit) framboos (vrucht)
Uitdrukkingen en gezegden
  • frosne hindbær
bevroren frambozen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.