heiploeg
Nederlands
Woordafbreking
- hei·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hei zn en ploeg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heiploeg | heiploegen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
heiploeg v/m
- groep bouwvakkers die samen heipalen in de grond heien met een heimachine
- Postma: "Het heien gebeurt met rubber mantels die het geluid met de helft reduceren. In de zomer is het twee keer gebeurd dat een heiploeg uit praktische overwegingen zonder mantels werkte. Daar hebben we meteen een forse dwangsom op gezet." [1]
Gangbaarheid
- Het woord heiploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heiploeg' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Het Parool PATRICK MEERSHOEK 13 OKTOBER 2016 Sneller schadehulp voor omwonenden Gaasperdammerweg
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.